Coen Vermeeren

WTC-7: De Smoking Gun – deel 1

NIST_RFC_panelists_v3_1024

Onderstaand artikel is afkomstig van de website van Architects and Engineers for 9/1 Truth. Het is het 1e deel van 5 over het instorten van WTC-7 op 11 september 2001. WTC-7 is het derde gebouw dat instortte die dag, aan het einde van de middag. Het gebouw stond naast de Twin Towers, was niet geraakt door een vliegtuig. Het wordt wel de ‘smoking gun’ genoemd van het op zijn zachts gezegd, krakkemikkige verhaal van 9/11.

__________________________________________________

Op 21 augustus 2008, precies zes jaar na de start van het onderzoek naar de vernietiging van de Twin Towers van het World Trade Center en het nabijgelegen World Trade Center-gebouw 7 – een 47 verdiepingen hoog gebouw dat niet door een vliegtuig was geraakt, maar op 9/11 om 17.20 uur toch volledig instortte – hield het NIST – National Institute of Standards and Technology – een persconferentie om de publicatie aan te kondigen van zijn ontwerpverslag over gebouw 7. Het rapport over de Twin Towers was drie jaar eerder gepubliceerd.

De hoofdonderzoeker van het NIST, Dr. Shyam Sunder, gaf een voorbereidend commentaar en beantwoordde de vragen gedurende ongeveer 50 minuten, waarna hij de vragensessie afsloot met een ongewone vermaning voor een wetenschapper:

“Het publiek moet op dit punt inzien dat de wetenschap achter onze woorden staat.”

Dr. Sunder stond daar toen in stilte terwijl de directeur van mediarelaties, Ben Stein, de briefing afrondde.

Het zit zo, in de wetenschap geloven we mensen niet zomaar op hun woord. Wij beoordelen wetenschappelijke rapporten en artikelen op hun verdiensten – d.w.z. op hun vermogen om al het beschikbare bewijsmateriaal te verklaren. Niemand mag worden verteld dat hij de geldigheid van een wetenschappelijk rapport moet “erkennen”. Het rapport moet voor zichzelf spreken.

Een voorbeeld: als de onderzoekers van NIST echt overtuigd waren van hun bevindingen en wilden dat het publiek hun rapport als wetenschappelijk verantwoord zou accepteren, hadden zij de deur wijd open moeten zetten voor onderzoek en het andere ingenieurs gemakkelijk moeten maken om te proberen hun analyse te repliceren. Zo werkt het wetenschappelijk proces.

Maar NIST heeft precies het tegenovergestelde gedaan sinds de publicatie van het eindrapport in november 2008. Hier volgen enkele voorbeelden:

In 2009, nadat een burger een Freedom of Information Act-verzoek had ingediend voor de computermodelgegevens van NIST, heeft NIST de gegevens geclassificeerd op basis van de absurde reden dat het vrijgeven van de gegevens “de openbare veiligheid in gevaar zou kunnen brengen”.
Eveneens in 2009 weigerde het NIST een FOIA-verzoek om de tekst van interviews met getuigen die melding hadden gemaakt van explosies in Gebouw 7, op grond van de al even absurde reden dat deze interviews “niet rechtstreeks verband hielden met het falen van het gebouw.” (Zie blz. 69.)
Meer dan eens zijn in de informatie die NIST in antwoord op FOIA-verzoeken heeft vrijgegeven, tekeningen van structurele elementen die centraal staan in de verklaring voor het instorten van het gebouw, opvallend weggelaten.
NIST heeft voortdurend fundamentele vragen van externe ingenieurs genegeerd over beslissingen die waren genomen tijdens de computermodellering van NIST – beslissingen die van wezenlijke invloed waren op de resultaten van zijn analyse.
Wanneer prominente kritiek naar voren kwam – bijvoorbeeld het artikel uit 2016 in Europhysics News waarin het NIST-rapport werd bekritiseerd of de publicatie in 2020 van het eindrapport van het onderzoek van de University of Alaska Fairbanks (UAF) naar Gebouw 7 – heeft NIST ofwel gereageerd met oppervlakkige boilerplate-taal (zie blz. 44) of helemaal niet gereageerd.
In de afgelopen twee decennia heeft het NIST zelden of nooit hoeven reageren op kritiek op zijn rapporten.

Maar nu is het NIST eindelijk tot antwoorden gedwongen. Het begon allemaal twee jaar geleden, dit voorjaar, toen tien 9/11 familieleden, 88 architecten en ingenieurs, en Architects & Engineers for 9/11 Truth een verzoek indienden om het Building 7 rapport van NIST te corrigeren op grond van de Data Quality Act, een wet die het publiek in staat stelt om correctie te vragen van informatie die door federale agentschappen wordt verspreid.

In het verzoek om correctie werd NIST gevraagd acht onderdelen van het rapport te herzien die volgens de verzoekers in strijd waren met de kwaliteitsnormen voor informatie van het agentschap. Om de gevraagde correcties uit te voeren, zou NIST zijn waarschijnlijke instortingsvolgorde (d.w.z. zijn theorie over hoe Gebouw 7 is ingestort) terzijde moeten schuiven en “een nieuwe waarschijnlijke instorting ontwikkelen die fysisch mogelijk is en consistent met het beschikbare bewijsmateriaal”.

Met andere woorden, een gecontroleerde sloop.

Vanaf het begin waren degenen onder ons die betrokken waren bij de voorbereiding van het verzoek om correctie realistisch. We hoopten op een positief resultaat, maar eerlijk gezegd hadden we weinig verwachtingen dat NIST daadwerkelijk zou toegeven dat het fout zat en zijn rapport zou herzien. De echte vraag was: Hoe zou NIST op onze argumenten reageren? En in hoeverre zouden de antwoorden van NIST de onwaarheid van zijn rapport verder blootleggen?

In augustus 2020 kwam NIST met een eerste besluit waarin ons verzoek om correctie werd afgewezen. Een maand later, op 28 september 2020, gingen we in beroep tegen dat besluit. Pas negen maanden later, in juni 2021, kwam het NIST met zijn definitieve besluit – dit keer tot afwijzing van ons beroep.

Omdat we deze uitkomst al lang hadden voorzien, hadden we niet lang nodig om te reageren. Op 7 september 2021, een paar dagen voor de 20e verjaardag van 9/11, spanden we een rechtszaak aan tegen NIST. Daarin betoogden we in wezen dat het antwoord van NIST op het verzoek om correctie technisch zo gebrekkig en irrationeel was dat het eigenlijk geen echt antwoord was volgens de Data Quality Act.

Het doel van deze rechtszaak was, en is nog steeds, het NIST te dwingen een inhoudelijk antwoord op het verzoek om correctie te geven. Dit zou noodzakelijkerwijs vereisen dat NIST nieuwe analyses uitvoert en zijn waarschijnlijke instortingsvolgorde herziet.

Terwijl wij wachten op de afloop van de rechtszaak en hopen dat de rechter NIST zal gelasten een echt antwoord te geven op ons verzoek om correctie, is het van belang dat wij de technische gemeenschap en de 9/11 onderzoeksgemeenschap duidelijk maken wat het vermeende antwoord van NIST op het verzoek om correctie heeft onthuld over zijn rapport over Gebouw 7.

We zetten alle details in vijf delen uiteen, omdat één artikel met honderden pagina’s analyse onbetaalbaar lang zou zijn.

De conclusie van deze serie, die u hopelijk zult trekken, is dat NIST nu definitief en onomstotelijk heeft bewezen, door zijn reactie op het verzoek om correctie, dat zijn rapport over Gebouw 7 de toetsing niet kan doorstaan. In plaats van de argumenten in het verzoek om correctie te weerleggen, bevestigen de onzinnige antwoorden en non-antwoorden van NIST alleen maar de reeds lang bestaande kritiek op zijn rapport.

Wat betreft zijn verklaring uit 2008 dat “het publiek … zou moeten erkennen dat er echt wetenschap zit achter wat we hebben gezegd”, heb ik Dr. Sunder alleen dit te zeggen: Het publiek heeft uw rapport nu zo volledig mogelijk bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat er beslist geen wetenschap achter uw woorden zit.

De weggelaten webverstevigers

Misschien wel het meest consequente en flagrant onjuiste aspect van NIST’s computermodellering was het weglaten van een belangrijk structureel onderdeel, “web stiffeners” genaamd. Deze waren bevestigd aan een ligger op de 13e verdieping van Gebouw 7 die centraal staat in de theorie van NIST over hoe het gebouw instortte. Deze kwestie werd behandeld in deel C van het verzoek om correctie (zie blz. 18).

Ik heb ervoor gekozen de reeks met deze kwestie te beginnen om drie redenen:

NIST heeft publiekelijk toegegeven dat het de verstijvers in zijn modellen heeft weggelaten, waardoor dit feit niet controversieel is.
De webverstijvers maken ontegenzeggelijk de waarschijnlijke instortingsvolgorde van NIST fysisch onmogelijk – hoewel NIST dit natuurlijk niet toegeeft.
De verklaring van NIST voor het weglaten van de webverstevigers is zonder twijfel de meest ongerijmde van alle verklaringen in het antwoord van NIST op het verzoek om correctie.
Voor alle duidelijkheid: critici van het NIST-rapport weten al meer dan tien jaar dat NIST dit constructieonderdeel uit zijn modellering heeft weggelaten. Zij wisten ook, gebaseerd op eenvoudige technische logica, dat het opnemen van de webverstevigers de waarschijnlijke instortingsvolgorde van NIST fysiek onmogelijk maakt. Dit werd later bevestigd door computermodellen die werden uitgevoerd als onderdeel van de UAF studie. (Zie blz. 80.)

De nieuwe ontwikkeling is dat NIST nu zijn verklaring voor het weglaten van de webverstevigers heeft gewijzigd. De nieuwe verklaring – die nu rechtstreeks afkomstig is van het Engineering Laboratory (de divisie die verantwoordelijk is voor de rapporten over het World Trade Center) in plaats van het public affairs office van het NIST – is zo belachelijk dat iedere ingenieur die haar leest alleen maar tot de conclusie kan komen dat het NIST opzettelijk zijn analyse heeft vervalst door de webverstijvers weg te laten.

Maar eerst, om de kwestie van de verstijvers te begrijpen, moet men bekend zijn met de waarschijnlijke instortingsvolgorde van NIST. Hier is het in een notendop. (Merk op dat NIST’s weglaten van de verstijvers een rol speelt in de eerste stap hieronder).

Verscheidene vloerbalken in de noordoostelijke hoek van de 13e verdieping van Gebouw 7 (het gebied met markeringen in de eerste figuur hieronder) zetten thermisch uit toen zij werden verhit door branden op de 12e verdieping. Terwijl ze uitzetten, duwden ze de ligger waar ze in waren gevat, ligger A2001, in westelijke richting (de westelijke richting is aangegeven met de blauwe pijl). Uiteindelijk werd ligger A2001 zo ver geduwd dat hij van zijn lagerstoel bij kolom 79 viel. In de tweede figuur hieronder, gemaakt door constructeur Ronald H. Brookman aan de hand van werkplaatstekeningen van Frankel Steel, zien we ligger A2001 en zijn lagerstoel bij kolom 79 (alles aangegeven met rode markeringen) vanuit het noorden, kijkend in de lengte van de ligger. De blauwe pijlen geven de westwaartse richting aan waarin ligger A2001 van zijn zitting werd geduwd. De groene markeringen geven de webverstevigers aan die NIST in zijn modellering heeft weggelaten.

RFC WTC 7 floor plan

RFC WTC 7 plattegrond

Girder A2001 Illustration

Ligger A2001 Illustratie

Eenmaal uit zijn zitting geduwd, vielen de ligger A2001 en het daaraan bevestigde vloergedeelte op het noordoostelijke deel van de 12e verdieping eronder en braken de vloer. De noordoostelijke hoek van de 12e verdieping viel vervolgens op de noordoostelijke hoek van de 11e verdieping, enzovoort, wat resulteerde in een cascade van vloerbreuken helemaal tot aan de 5e verdieping.
Door de cascade van vloergebreken vanaf de 13e verdieping tot aan de 5e verdieping werd kolom 79 over een afstand van negen verdiepingen zijdelings niet gesteund, waardoor kolom 79 doorzakte. Het veronderstelde knikken van kolom 79 onder de 13e verdieping is wat naar verluidt het penthouse aan de oostzijde in het gebouw deed vallen, ongeveer zeven seconden voordat de rest van het zichtbare deel van het gebouw begon te vallen.

Het knikken van kolom 79 veroorzaakte vervolgens een kettingreactie waarbij de andere 23 kernkolommen van oost naar west knikten. Dit gebeurde naar verluidt voordat het penthouse aan de oostkant in het gebouw begon te vallen en voordat de rest van het zichtbare deel van het gebouw begon te vallen – hoewel er aan de buitenkant van het gebouw geen aanwijzingen zijn dat deze kernkolommen het hebben begeven.
Zodra alle kernkolommen het begaven, werden de nog overeind staande buitenkolommen overbelast en knikten binnen een paar seconden na elkaar, waardoor de hele buitenkant als één geheel naar beneden kwam.
NIST’s weglating van de lijfverstevigers op ligger A2001 is van groot belang voor de manier waarop de ligger uit zijn zitting liep bij kolom 79 in NIST’s waarschijnlijke volgorde.

Volgens NIST “werd een ligger geacht zijn verticale steun te hebben verloren [d.w.z. te zijn gevallen] wanneer zijn lijf niet langer werd ondersteund door de lagerstoel.” (Zie pagina 527 van NCSTAR 1-9.) NIST verklaarde in zijn rapport ook: “[W]anneer het lijf niet langer werd ondersteund door de lagerstoel, werd aangenomen dat de balk zijn steun had verloren, aangezien de buigstijfheid van de onderflens onvoldoende werd geacht voor het overbrengen van de zwaartekrachtslasten.” (Zie blz. 488 van NCSTAR 1-9.)

Om het te vertalen: het lijf van de ligger is het verticale element in de I-balkvorm van de ligger, en de flenzen zijn de horizontale elementen. Toen het verticale element van de ligger (d.w.z. het midden van de ligger) net voorbij de rand van de lagerstoel werd geduwd, boog de onderflens, die onvoldoende “buigstijfheid” had om de zwaartekrachtbelastingen over te brengen, omhoog, waardoor de ligger recht naar beneden van zijn stoel kon vallen.

Het probleem is dat met de aanwezigheid van de lijfverstevigers – die zowel het lijf als de onderflens van de ligger verstijven – de onderflens meer dan voldoende stijfheid zou hebben om buiging te weerstaan, en de ligger dus niet van zijn zitting zou lopen.

Figuur 3.8 uit het UAF rapport, dat gebruikt is in het verzoek om correctie, illustreert hoe de onderflens van de ligger niet zou buigen wanneer het lijf van de ligger voorbij de rand van de lagerstoel wordt geduwd.

Om ligger A2001 daadwerkelijk uit zijn zitting te laten lopen met de aanwezige lijfverstevigers, zou het veel verder naar het westen moeten worden geduwd – in de orde van enkele centimeters – dan de vloerbalken mogelijk zouden kunnen uitzetten. De enige manier waarop NIST ligger A2001 van zijn stoel kon laten lopen binnen het bereik van hoe ver de vloerbalken konden uitzetten, was dus door de lijfverstevigers uit de ligger weg te laten.

UAF Figure 3.8

UAF figuur 3.8

Gezien het effect dat de webverstevigers zouden hebben op het voorkomen van het weglopen van ligger A2001, werd NIST in het verzoek om correctie gevraagd de analyse opnieuw uit te voeren met de webverstevigers erbij. Het weglaten van de webverstijvers, zo argumenteerden de verzoekers, had de kwaliteitsnormen voor informatie van NIST geschonden.

Maar ondanks het feit dat eenvoudige ingenieurslogica en de computermodellen van UAF onweerlegbaar bewijzen dat Ligger A2001 niet van zijn stoel kon lopen met de webverstijvers aanwezig – en daarmee de waarschijnlijke instortingsvolgorde van NIST ontkrachtten – weigerde NIST, in zijn antwoord op het verzoek om correctie, zijn analyse opnieuw uit te voeren met de webverstijvers toegevoegd. De verklaring voor de weigering om de analyse opnieuw uit te voeren – en voor het weglaten van de verstijvers – is waar het echt belachelijk wordt.

Tot aan het verzoek om correctie, stond de verklaring van NIST voor het weglaten van de webverstevigers in een e-mail van NIST public affairs officer Michael Newman aan onderzoeker David Cole in 2013. Newman schreef:

“De webverstijvers aan het eind van de ligger in Frankel tekening #9114 voorkomen webkreukels. De structurele analyses van WTC 7 toonden geen web crippling defecten aan. Daarom hoefden de web crippling platen niet opgenomen te worden in de modellen/analyses.”

NIST’s directeur van congres- en wetgevingszaken, Jim Schufreider, gaf een soortgelijke uitleg aan het kantoor van de Amerikaanse senator Barbara Boxer in een brief verzonden op 11 juli 2014:

“NIST gedetailleerde structurele analyse van de ligger in kwestie gaf aan dat web buckling niet optrad onder de gecombineerde effecten van zwaartekrachtbelastingen en brand. Omdat er geen web buckling van Girder A2001 was, heeft NIST de web stiffeners niet als een factor in overweging genomen in de uiteindelijke NIST analyses.”

Deze verklaring ging verbazingwekkend genoeg voorbij aan het feit dat de webverstevigers ook stijfheid toevoegden aan de onderflenzen – precies het element dat het begaf in de waarschijnlijke instortingsreeks van NIST, te wijten aan, volgens NIST, “onvoldoende” “buigstijfheid”.

Wellicht in de overtuiging dat het niet weg kon komen met hetzelfde argument in zijn antwoord op het verzoek om correctie, gaf het NIST’s Engineering Laboratory een gloednieuwe verklaring. Op het eerste gezicht lijkt deze minder duidelijk vals dan de eerste verklaring. Maar zij is in feite veel belachelijker.

Het relevante gedeelte uit het oorspronkelijke besluit van NIST, waarin deze nieuwe verklaring wordt gegeven, luidt als volgt (zie blz. 4):

“NIST is het er niet mee eens dat de aanwezigheid van webverstijvers op Ligger A2001 nodig was in het 16 verdiepingen tellende model om flensfalen en walk-off van Ligger A2001 te voorkomen. In de voorlopige analyse van het vloersysteem in de noordoostelijke hoek in hoofdstuk 8 van het WTC 7-rapport werd gebruik gemaakt van een modelbenadering (schaalelementen) waarmee een reeks faalwijzen kon worden gesimuleerd, waaronder lokale vervormingen of knikken/kreukelen van stalen balkflens- en lijfelementen. De gedeeltelijke hoogte van de lijfversteviger voor ligger A2001 uit Frankel’s werktekening #9114 werd niet meegenomen in de voorlopige analyses. Verstijvers verhogen de knikweerstand van het lijfelement, bijvoorbeeld wanneer een vloeroppervlak aan zijn volledige ontwerpbelasting onder spanning wordt blootgesteld. Echter, omdat het gebouw geëvacueerd was, waren de vloerbelastingen onder spanning minimaal. Een conservatieve benadering was om ligger A2001 te evalueren op het mogelijk optreden van vervorming en knikfalen zonder de webversteviger in de voorlopige analyses (NCSTAR 1-9 paragraaf 8.8). Hoewel de toegepaste vloerbelasting en temperaturen in de voorlopige analyses (NCSTAR 1-9 paragraaf 8.8) die in het 16 verdiepingen tellende ANSYS model (NCSTAR 1-9 paragraaf 11.2) met een factor 2 of meer overschreden, trad er bij ligger A2001 geen vervorming op van de lijf- of flenselementen bij de zittende verbinding met kolom 79 bij afwezigheid van de lijfverstevigers. Daarom was de webversteviger niet nodig om uitknikken of doorbuigen van het lijf of de flens in het ANSYS-model met 16 verdiepingen te voorkomen.” (Nadruk toegevoegd.)

Om dit te vertalen: alvorens de hoofdanalyse uit te voeren (het ANSYS-model met 16 verdiepingen), voerde het NIST een voorlopige analyse uit van het vloersysteem in de noordoostelijke hoek (waar de instorting van Gebouw 7 naar verluidt begon). Het verklaarde doel van deze voorlopige analyse was om faalwijzen met een hoge graad van nauwkeurigheid te simuleren en, afhankelijk van welke faalwijzen als mogelijk werden geïdentificeerd, deze op te nemen in de hoofdanalyse. De vermeende reden van NIST om de webverstevigers uit de voorlopige analyse weg te laten, is dat als een bepaalde bezwijkmodus niet zou optreden met weglating van de webverstevigers, deze zeker niet zou optreden met de webverstevigers erbij. En aangezien er in de voorlopige analyse geen vervorming van de flens optrad met weglating van de verstijvers, is de logica dat er ook geen vervorming van de flens zou optreden met toevoeging van de verstijvers.

Het gigantische probleem met de uitleg van NIST is dat er wel degelijk sprake was van buiging en knik van de flens in de waarschijnlijke volgorde van NIST, en dat deze buiging en knik essentieel waren voor de vermeende “walk-off” van ligger A2001.

Nogmaals, het NIST rapport stelt: “[W]toen het lijf niet langer werd ondersteund door de lagerstoel, werd aangenomen dat de balk zijn steun had verloren, omdat de buigstijfheid van de onderflens onvoldoende werd geacht voor het overbrengen van de zwaartekrachtbelastingen.” (Nadruk toegevoegd.)

U vraagt zich misschien af waarom de onderflens geen vervorming onderging in de voorlopige analyse van NIST, aangezien de lijfverstevigers waren weggelaten. De reden is heel eenvoudig. In de voorlopige analyse, in plaats van naar het westen te worden geduwd tot het punt waar het lijf van Girder A2001 voorbij de rand van de lagerstoel zou bewegen en de flens zou beginnen te buigen, raakte Girder A2001 bekneld achter de zijplaat van Kolom 79. Dit gebeurde omdat ligger A2001 werd verhit (zoals in elke situatie waar de vloerbalken die erin zijn gevat aanzienlijk worden verhit) en in de lengterichting uitzette. Doordat het uitzette en tegelijkertijd in westelijke richting werd geduwd, raakte het bekneld door de zijplaat van Kolom 79.

De beknelling van ligger A2001 achter de zijplaat van kolom 79 in de voorlopige analyse van NIST wordt geïllustreerd in de figuren 8-23 en 8-26 van NCSTAR 1-9, die hieronder op dezelfde manier worden gepresenteerd als in het verzoek om correctie.

In figuur 8-23 bevindt ligger A2001 zich in de oorspronkelijke positie. In Figuur 8-26 is de ligger bekneld achter de zijplaat van Kolom 79 na uitzetting en westwaartse verplaatsing. Om dit verder te visualiseren, toont figuur 3.4 uit het UAF rapport, ook gebruikt in het verzoek om correctie en hieronder gepresenteerd, eveneens ligger A2001 bekneld achter de zijplaat van kolom 79.

NIST Figures 8.23 and 8.26

NIST figuren 8.23 en 8.26

UAF Figure 3.4

UAF figuur 3.4

In de voorlopige analyse van NIST heeft ligger A2001 dus nooit een positie bereikt waar flensfalen en “walk-off” konden optreden.

Om het ontbreken van flensfalen in de voorlopige analyse te gebruiken als reden waarom de lijfverstevigers niet in de hoofdanalyse hoefden te worden opgenomen – waar ligger A2001 op de een of andere manier voorkwam dat hij achter de zijplaat van Kolom 79 bekneld raakte en verder naar het westen werd geduwd – is zowel belachelijk als bedrieglijk in het extreme.

Het is duidelijk, volgens de logica van NIST’s waarschijnlijke instortingsvolgorde, dat als ligger A2001 niet bekneld was geraakt achter de zijplaat van kolom 79, de ligger verder naar het westen zou zijn geduwd en flensbreuk zou hebben plaatsgevonden zodra het lijf van de ligger voorbij de rand van de lagerstoel zou zijn gekomen (dankzij het weglaten van de lijfverstevigers).

En dus, omdat NIST het overduidelijke feit niet direct kan weerleggen dat de webverstevigers het aflopen van ligger A2001 zouden voorkomen (NIST’s antwoord bevestigt eigenlijk impliciet dat de webverstevigers flensbuiging zouden voorkomen als het zegt dat de webverstevigers “niet nodig” waren omdat flensbuiging niet optrad), en omdat het ingenieurslaboratorium blijkbaar niet wilde impliceren dat de webverstevigers alleen het web verstijfden en niet de flens, heeft NIST een nieuwe, nog belachelijker verklaring gegeven voor het weglaten van de webverstevigers – en de weigering ze nu toe te voegen.

In een notendop komt het hierop neer:

Omdat flensfalen niet optrad in onze voorlopige analyse met weglating van de web-verstevigers, zijn de web-verstevigers niet nodig om flensfalen in onze hoofdanalyse te voorkomen, hoewel flensfalen wel optrad in onze hoofdanalyse en essentieel was voor het weglopen van ligger A2001.

Het is zo klaar als een klontje, is het niet?

Door zijn duidelijk absurde verklaring voor het niet opnieuw uitvoeren van zijn analyse met de web-verstijvers inbegrepen, valideert NIST een van de belangrijkste punten van kritiek die ingenieurs en onderzoekers al meer dan een decennium naar voren brengen: De verstijvers op ligger A2001 maken NIST’s waarschijnlijke instortingsvolgorde fysiek onmogelijk.

De andere 4 delen volgen later. Klik hier voor het Engelstalig artikel.

Voor uitgebreide informatie over de aanslagen van 9/11 in het Nederlands is er mijn boek 9/11 Complex (2020).

Meest gelezen

Gerelateerde boeken

Artikelen

Contactformulier

Of mail naar [email protected]

Coen Vermeeren geeft sinds 2012 wereldwijd lezingen over uiteenlopende onderwerpen. Tevens is Coen te benaderen als dagvoorzitter bij congressen en als moderator bij paneldiscussies.